EEN BORSTBEELD VERDWIJNT SPOORLOOS
“Kritisch! Kritisch!
Kritisch! Kritisch de bronnen hanteren en interpreteren” Ik ben één van mijn
proffen eeuwig dankbaar dat hij dit principe erin getimmerd heeft.
Ook de
epigrafie op de graven van mijn teerbeminde doden is soms misleidend. Wat,
waar, wanneer, hoe en door wie het scheef gelopen is, kan in de meeste gevallen
niet ontrafeld worden. De geschiedenis bedekt het raadsel dan met de mantel der
liefde. Met dank aan P.D. om hier toch een tipje van de sluier te lichten en de puntjes op de i te plaatsen.
ISIDORE-SERAPHIN DE VOS (Gent
23 oktober 1850 - Gent 30 maart 1876)
Isidoor werd geboren in een
arbeidersgezin dat het niet al te breed had. Vader de Vos was, in volle
klompentijd, schoenlapper en om een centje bij te verdienen baatte hij ook een
tabakswinkeltje uit. Aan onderwijs kon maar weinig geld besteed worden. De
kleine Isidoor leerde rekenen en spellen in een kosteloze, lagere school. De
knepen van de schoenmakersstiel kreeg hij onder de knie op vaders leest. Het
voorovergebogen zitten hameren op nageltjes was niet echt bevorderlijk voor
zijn zwakke gezondheid want reeds op zeer jonge leeftijd manifesteerden
zich de eerste symptomen van een borstkwaal
die hem uiteindelijk fataal zou worden.
Een minder belastende,
alternatieve opleiding drong zich op. Het zou hard werken worden maar Isidoor
droomde van een carrière als pianist. In 1862 begon hij zijn muziekopleiding,
eerst aan de muziekschool, later aan het Gents conservatorium waar Karel Miry
één van zijn leerkrachten was. De eerste werkjes op teksten van Julius Wytynck
die van de jonge musicus bekend zijn dateren van rond 1868. Deze Julius Wytynck zou in 1876 zijn eerste
biograaf worden. Ondertussen verdiende Isidoor zijn brood als pianoleraar aan
het college van de paters Jozefieten in Melle en als repetitor aan het
conservatorium. In 1875 werd hij met zijn cantate “de Meermin” (tekst Julius
Sabbe) laureaat voor de Prijs van Rome, een prijs die hij uiteindelijk als
primus in de wacht sleepte, maar er verschenen donkere wolken aan de horizon.
Het “Zondagsblad” van
“Vooruit” publiceerde op 22 juli 1917 een door Emiel Callant geschreven artikel
over Isidoor de Vos. We laten Emile als bevoorrechte ooggetuige aan het woord:
“Zijn droom was verwezenlijkt: hij was Primus van Rome, maar was de Meermin zijn triomflied, zij was ook zijn zwanenzang, zijne doodmarsch!
“Zijn droom was verwezenlijkt: hij was Primus van Rome, maar was de Meermin zijn triomflied, zij was ook zijn zwanenzang, zijne doodmarsch!
Den
laatsten dag van zijn verblijf in logie te Brussel, kreeg hij eene erge
bloedspuwing en moest hij zich te bed leggen.
Bij
hoogdringendheid werd hij naar Gent teruggebracht, en ondanks de liefdevolste
zorgen, bezweek hij in het burgerlijk gasthuis, in den nacht van 30 Maart 1876,
na er drie maanden aan het ziekbed gekluisterd te zijn geweest. Hij was
nauwelijks 25 jaar oud!”
In
een voetnoot krijgen we van de auteur een verduidelijking:
“In dien tijd woonde Isidoor De Vos in de Oudburg, waar zijne ouders een tabakswinkel hielden. Aanvankelijk werd Isidoor De Vos aldaar overgebracht, doch daar er in het huis steeds een tabaksgeur heerschte, welke uitermate schadelijk was voor zijnen zoo ziekelijken toestand, liet men hem, na aldaar zes maanden te hebben verbleven, naar het burgerlijk gasthuis overbrengen, waar hij, op de kosten zijner ouders, verbleef en er na drie maanden stierf.
“In dien tijd woonde Isidoor De Vos in de Oudburg, waar zijne ouders een tabakswinkel hielden. Aanvankelijk werd Isidoor De Vos aldaar overgebracht, doch daar er in het huis steeds een tabaksgeur heerschte, welke uitermate schadelijk was voor zijnen zoo ziekelijken toestand, liet men hem, na aldaar zes maanden te hebben verbleven, naar het burgerlijk gasthuis overbrengen, waar hij, op de kosten zijner ouders, verbleef en er na drie maanden stierf.
Isidoor
De Vos heeft het geluk, het zoet genot der uitvoering van zijnen zoo duur
bekochten muzikalen arbeid niet mogen smaken, en weken vóór zijn overlijden
zegde hij nog weenend: “Ik zal nooit mijne Meermin mogen hooren!”
Den
maandag, 3 April 1876, had de begraving van Isidoor De Vos plaats. Wij kwamen
juist van Brussel terug, waar wij den vorigen avond de opvoering van Gheluwe’s
Philippine van Vlaanderen hadden bijgewoond, toen wij op de Koornmarkt den
lijkstoet van Isidoor De Vos tegemoet kwamen, waarbij wij ons aansloten. De
doodskist werd, - van aan de Bijloke, waar de toondichter was overleden, tot
aan de Sint-Stefanuskerk, waar de lijkdienst zou plaats grijpen, - door de
leerlingen van het Conservatorium gedragen, terwijl de hoeken van het baarkleed
gehouden werden door de nu verdwenen toondichters Leo Van Gheluwe, Florimond
Van Duyse, Edward Blaes en Jan Vanden Eeden, allen oud-leerlingen van het
Conservatorium. Het muziekkorps der Fraternité, waarvan Isidoor De Vos
bestuurder was, opende den stoet en voerde treurmarschen uit.
Aan het graf, op
het kerkhof van Sint-Amandsberg, werden redevoeringen uitgesproken door: A.
Samuel, namens het Conservatorium; Oswald de Kerkchove de Denterghem, namens de
Melomanen; Vanderdonckt, namens de Fraternité, Hendrik Keurvels, namens de
Zetternamskring; K. De Vos, namens het Willemsgenootschap, en tot slot droeg
dichter Karel Bogaerd, in persoonlijken naam, een gedicht voor.
Den
dag na de teraardebestelling werd, zooals wij reeds aanduidden, de bekroonde
Meermin in den Grooten Schouwburg uitgevoerd, en wij herinneren ons nog
levendig daarbij tegenwoordig te zijn geweest. In de reeds aangehaalde Gazette
van Gent van 5 April 1876 lezen wij nopens dit muzikaal feest, de volgende regelen,
die wij hier, om hunne belangrijkheid, laten volgen:
“Het
voornaamste deel van dit concert was de prijscantate van den diep betreurden
Isidoor De Vos. Zichtbaar waren alle aanwezigen ontroerd als na de tusschenpoos
(wanneer het werk zou uitgevoerd worden) de talrijke uitvoerders van dit werk
op het tooneel verschenen met een zwarten strik aan den arm. Al de juffers van
het Conservatorium droegen witte kleederen met zwart afgelegd. Het geleek eene
rouwplechtigheid; niets was aandoenlijker. De jonge broeder (Franz De Vos) van
den ons te vroeg ontrukten kunstenaar zat aan de piano. De indruk dien het werk
van den ongelukkigen jongen toondichter op het publiek heeft gemaakt, is zeer
groot geweest.
Isidoor
De Vos was geruimen tijd bestuurder de toonkundige vereeniging La Fraternité.
Als dank voor de bewezen diensten en als hulde aan de nagedachtenis van haren
meester, werd een jaar na zijn overlijden, door genoemde maatschappij, op het
graf en Isidoor De Vos een puik gedenkteken opgericht. Dit gedenkteken, versierd
met het borstbeeld van den nog immer betreurden Vlaamsen toondichter, draagt
het hieronderstaande opschrift. Wij gingen opzettelijk naar het kerkhof van
Sint-Amandsberg om het aan te teekenen en laten het hier, als slot deze kleine
studie, volgen:
De
toonkundige
en
menschlievende
maatschappij
La
Fraternité
aan
haren betreurden bestuurder
ISIDOOR
DE VOS
Geboren
te Gent
den 1
december 1850
Laureaat
in den
muzikalen prijskamp van Rome
Gestorven
als martelaar der Kunst
den 30
Maart 1875
Het
was in de maand Mei 1915 dat wij dezen inhoud afschreven; toen wij in den
herfst van het volgende jaar nogmaals het graf van Isidoor De Vos bezochten,
trof het ons hoer(sic) echt mooi men het gedenkteken had opgeknapt; het leek
als gansch vernieuwd, terwijl aan den voet eene gebronzeerde kroon was
neergelegd, waarop wij laren: “Betreurd”.
Mocht
nu nog lang deze rustplaats zóó blijven!
foto beeldbank Gent |
De
maatschappij "La Fraternité" organiseerde een concert met de
bedoeling geld in te zamelen voor een waardig gedenkteken. Rafael de Smuel,
specialist in het boetseren van borstbeelden werd aangesproken. In maart 1877
kon hij reeds een eerste model van de buste presenteren en op 9 juli 1877 werd
het geheel plechtig onthuld.
Men heeft
het grafteken verschillende keren gerenoveerd, zo verdween het bloemenperk en
ook de "gebronzeerde" krans kreeg voetjes maar in 2010 werd de toestand penibel.
Door een grondverzakking helde het geheel gevaarlijk voorover en Isidoor
dreigde letterlijk en figuurlijk van zijn sokkel te donderen. Een grondige
restauratie was broodnodig. Op 31 mei 2011 waren de werken voltooid.
Enkele maanden geleden werd de concessie
vroegtijdig beëindigd, in dezelfde periode verdween het borstbeeld van Isidoor
spoorloos. Volgens de geruchtenmolen werd deze verdwijning/diefstal nooit aan
de politie gemeld.
Bronnen
Ghendsche
tydinghen, jrg 22, nr 1, 15 januari 1993 (tekst overgenomen, fouten inbegrepen)
Gazette
van Gent, jrg 1876-1877
persoonlijk
archief
©alle
rechten voorbehouden
Reacties
Een reactie posten