HET ECHTPAAR EMILE CAUDERLIER EN MARGUERITE ALLARD

 

foto© an hernalsteen

EMILE CAUDERLIER

Vader, Philippe Cauderlier (1812-1887) chef-kok door zelfstudie, baatte een bloeiende traiteurzaak uit  in de Gentse Veldstraat. Stinkend rijk geworden door het schrijven van kookboeken kon hij op een nog jonge leeftijd gaan rentenieren. Hij huwde met zijn buurmeisje, Johanna Hoste (1809-1888) een telg uit een drukkers- en uitgeversfamilie. 

Emile François wordt op 13 januari 1846 als oudste zoon in Gent geboren. Volgens de overlevering reist hij rond 1864 omwille van één of andere duistere reden naar Rusland. Hij zet er een bloeiende exporthandel in vlas op poten. Ook zijn jongere broer Gustave speelt een actieve rol in het vlasbedrijf. In 1881 duikt hij opnieuw op in Brussel en Gent. Op 20 mei 1884 huwt hij, als 38 jarige, in Gent met de 15 jaar jongere Marguerite Allard.  Hij schrijft zeker één reisverhaal: “Du Saint-Gothard à Syracuse”. Hij overlijdt in augustus 1918 in Brussel.


MARGUERITE ALLARD

Marguerite Elise Allard, dochter van Albéric Allard (1834-1872) en Félicie Laurent (1840-1891) ziet het levenslicht in Brussel op 8 juni 1860. Het gezin volgt trouw vader Albéric die in 1863 een benoeming tot rechter in Verviers binnenrijft. In 1865 verhuist het gezin opnieuw, deze keer richting Gent waar in 1866  een aanstelling  van hoogleraar rechten aan de universiteit op hem wacht. Moeder Félicie zal lessen geschiedenis geven aan de Normaalschool. Als 'kind en jonge dame van haar tijd' krijgt Marguerite een  degelijke en typische opvoeding waarin musiceren en kunst een belangrijke rol spelen.  Zij was een tamelijk goede kunstenares die overwegend bloemstukjes schilderde maar zich af en toe ook waagde aan een 'dierenstukje'.  Haar werk stelt ze soms tentoon op de salons. Hoe en waar ze Emile-François ontmoet, blijft voorlopig een raadsel maar na het huwelijk vestigt het echtpaar zich in de Decrayerstraat in Elsene. Zij overlijdt op tamelijk jonge leeftijd in Elsene in juli 1909. Als protestante wordt ze volgens de protestantse ritus op de begraafplaats van Elsene begraven.

Het huwelijk wordt gezegend met 3 kinderen. Grootvader Philippe Cauderlier, zelf een buitenechtelijk kind, ziet dat zijn nazaten goed terechtkomen en het 'maken' in het leven.

Lucie (1885 -1963) huwt Albert de Vaucleroy, actief bij het Ministerie voor Buitenlandse zaken.

Suzanne (1887 - 1980) zal huwen met Max-Leo Gérard, de minister van financiën in het kabinet Van Zeeland.

Daniël (1891-1965) studeert af als burgerlijk ingenieur en blijft vrijgezel. Na zijn overlijden wordt hij bijgezet bij zijn ouders.


 HET GRAF OP DE BEGRAAFPLAATS VAN ELSENE

Het graf werd rond 1911 gerealiseerd in roze graniet. Beeldhouwer Eugène-Jean de Bremaecker gaf het beste van zichzelf. 
Een bronzen, menselijke figuur knipt de levensdraad (vlasdraad?) door. Normaal is dit de taak van Atropos, de laatste van de drie schikgodinnen. Hier neemt Thanatos, de god van de dood, haar rol over, zijn vast attribuut de vlinder is spoorloos. In zijn haar draagt hij een diadeem met op het voorhoofd een scarabee, symbool van wedergeboorte, reïncarnatie en heropstanding in het Oude-Egypte.
(foto © an hernalsteen)

                                                         

DE BEELDHOUWER EUGENE-JEAN DE BREMAECKER

wordt geboren op 14 juli 1879. Volgens zijn eigen opvattingen was hij in de wieg gelegd om beeldhouwer te worden.

“Op vijfjarige leeftijd was ik al een beginnend beeldhouwer! Ik modelleerde God weet hoe! Ondanks deze neigingen op mijn jonge leeftijd, wilde mijn vader dat ik naar de Academie van Sint-Joost zou gaan om de richting 'ornament' te volgen. Ik ging daarheen… en na een maand deed ik beeldhouwen! Ik ging toen naar de Academie van Brussel op advies van meester Dillens. Het was in 1900. Het jaar daarop werd ik ontvangen op het Salon van Brussel."

Hij volgt les bij Victor Rousseau en Julien Dillens, bezoekt tentoonstellingen en galerijen, kent het werk van tijdgenoten en is op de hoogte van het reilen en zeilen van de Belgische en internationale kunst rond 1900. Hij leest kunstboeken en -naslagwerken, studeert op zichzelf en vindt zich dan ook een soort autodidact.

“Maar wat weet je als je de Academie verlaat? Hooguit de basisprincipes! … Je moet het vak leren. Het bestuderen van de oude en moderne meesters is dus vanzelfsprekend. Ik wijdde me aan hun studie. Ik hield vooral van Carpeaux, de mooiste beeldhouwer. Ik heb uren, weken, maanden in het Louvre doorgebracht, in die mate dat de bewakers me de mooie naam Le Maniaque gaven. Beetje bij beetje raakte ik ervan overtuigd, ik was aan het werken”.

Naast het beeldhouwen raakt hij ook gepassioneerd door de fotografie. Tot aan zijn dood is hij actief in zijn atelier in Schaarbeek. Hij overlijdt op 18 januari 1963 in het ziekenhuis van Elsene.

foto be Monumen.BE


Bronnen:

Blondeel Karel: Vrouwelijke schilders in Gent (1880-1914)

Grauwels, Steps, Van Caeneghem: Cauderlier (1812-1887) kok voor burger en koning                                  

Wikipedia

Geneanet en Family search

Fotoverantwoording: zwart-wit foto's familie Cauderlier: gw.geneanet.org stamboom door mevrouw Thérèse Deguent.

©An Hernalsteen 2020 Alle rechten voorbehouden





 

.


Reacties

Populaire posts van deze blog

NECROPOLIS GRIMDE - SLAG BIJ ST.-MARGRIETE-HOUTEM 18 augustus 1914

JULES MAENHAUT VAN LEMBERGE