NECROPOLIS GRIMDE - SLAG BIJ ST.-MARGRIETE-HOUTEM 18 augustus 1914



                                           
                                                         
foto©an hernalsteen

1914, eind juli begin augustus, er hangt oorlog in de lucht. De terug opgetrommelde, weerbare manschappen van het 2de en 22ste linieregiment bevolken de Gentse Leopoldkazerne. Op 3 augustus om 23u30 marcheren ze, enthousiast zingend, richting St-Pietersstation, hun hoop is hooggespannen, het avontuur van enkele weken lonkt, het heldendom roept, ze zullen een aantal Duitsers omver knallen en met Kerst zijn ze terug thuis. Virginie Loveling ziet en hoort ze en als oude, wijze vrouw weet ze dat er velen nooit terug zullen keren.
De trein brengt al dit jong leven naar Grimde station nabij Tienen, 585 soldaten beseffen op dat moment niet dat hun noodlot om de hoek loert en dat ze nog ongeveer 2 weken te leven hebben want de fortengordel in het zuiden van het land is verkruimeld tot stof en as, de verdedigingswerken van de Getestelling worden bedreigd.


18 AUGUSTUS 1914 DE SLAG BIJ SINT-MARGRIETE-HOUTEM
Rond 13u30 barst het gevecht in volle hevigheid los. De Duitse stormram beukt genadeloos in op de Belgische linie, vooral het 22ste linieregiment krijgt het zwaar te verduren. Van de 2400 man is er na enkele uren schermutselingen ongeveer de helft buiten strijd De overmacht is te groot en rond 17 uur trekken de Duitsers het gehucht Grimde binnen. Tienen ligt binnen handbereik en voor het grijpen.
Een deel van de gesneuvelden wordt bijgezet op de militaire begraafplaats van Houtem maar de 140 verdedigers van Grimde vinden een laatste rustplaats in een uniek kader: de ruïne van de romaanse Sint-Pieterskerk, het oude gebedshuis van de parochie.
Op het kerkhof bewaakt de dodenlantaren, een symbool ontleend aan de Bretoense traditie,  nu het ossuarium.

De dienst Toerisme van de stad Tienen verwoordt het op de volgende manier:
foto Pinterest
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg dit mooie kerkje echter een nieuwe bestemming. In het voorjaar van 1915 werden 145 Belgische gesneuvelden in de kerkruïnes begraven. Dit gebeurde onder leiding van de Rode Kruisvrijwilliger Léonard Reynaerts. Voor dat doel werden de eerste stabilisatiewerken uitgevoerd. De doden werden gewoon in de aarden vloer begraven. De laatste bijzetting gebeurde op 3 juni 1915. Later werd hun aantal gereduceerd tot 139. Na WO II werd generaal-majoor Guffens op eigen verzoek bijgezet, wat het totaal op 140 bracht.

In juni 1919 meldde burgemeester De Jaegher dat aan deze begraafplaats dringend herstellingen moesten uitgevoerd worden omdat zij door de ontploffing van een nabijgelegen munitiedepot beschadigingen had opgelopen. Bovendien moesten de graven in orde gezet worden voor het jaarlijkse bezoek van generaal Guffens en de overlevenden van het 22ste Linieregiment. Hierop repliceerde gemeenteraadslid, senator en industrieel Lucien Beauduin dat de oude parochiekerk beter zou omgevormd worden tot een volwaardig militair kerkhof. Omdat er echter geen schot in de zaak kwam, nam Beauduin - na goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen - het initiatief zelf in handen.
Tussen 1922 en 1928 werden de kerk en de begraafplaats grondig gerestaureerd. Lucien Beauduin was de directe opdrachtgever van de Brusselse architect Leon Govaerts die de werken leidde. De Tiense aannemer Antoine Geets stond in voor de uitvoering. De glasramen werden ontworpen door de Brusselse kunstschilder Maurice Langaskens en werden uitgevoerd door de glazenier Jean Wyss. Alleen het glasraam ‘Vrede’ uit 1934 is een realisatie van de glazenier Florent-Prosper Colpaert. Het beeldhouwwerk (triomfkruis en beeld van de patroonheilige Sint-Pieter) is van de hand van Geo Verbanck. De bronzen deuren zijn van de firma Claudoré uit Bergen (Mons) die het gietwerk uitvoerde.
Op zaterdag 18 augustus 1928, één dag voor de plechtige inhuldiging, overhandigde Lucien Beauduin de sleutels aan de stad. Beauduin hoopte dat bij de inhuldiging de kroonprins en de aartsbisschop zouden aanwezig zijn. Uiteindelijk waren er bij de officiële plechtigheid op zondag 19 augustus 1928 geen hoge prominenten aanwezig. De kroonprins liet zich verontschuldigen en de eerste minister werd vervangen door de minister van spoorwegen, post en telegrafie Lippens. De minister van Landsverdediging werd vertegenwoordigd door generaal Giron. De inmiddels tot generaal gepromoveerde Guffens was wel bij de aanwezigen




Lucien Beauduin werd na zijn dood bijgezet in een grafkapel naast zijn geliefde monument.

foto©an hernalsteen















                                         
                                 
Tijdens de restauratiecampagne  van de jaren '20 koos men voor witte, sobere grafstenen die aaneensluitend, zoals in één gelid, geplaatst werden wat het ossuariumgevoel nog versterkt. Alle graven zijn identiek, ongeacht de militaire rang of de afkomst want in de dood is iedereen gelijk. Elk graf is versierd met een Belgische helm rustend op eikenbladeren, een symbool van onsterfelijkheid, hun naam leeft verder, ze zullen niet vergeten worden.
foto©an hernalsteen






EEN GENTS ONDERONSJE?
De oorspronkelijke glasramen werden uitgevoerd door Jean Wyss naar de ontwerpen van kunstenaar Omer Dierickx. Eén ervan werd in 1934 vervangen. Opvallend, dit 'PAX-raam' is het enige dat gesigneerd en gedateerd werd. Maurice Langaskens tekende het carton, meesterglaskunstenaar Florent-Prosper Colpaert realiseerde het.                 

fotoc©an hernalsteen

foto©an hernalsteen

 


















MAURICE LANGASKENS (Gent 1884-Schaarbeek 1946)
Volgde de lessen decoratieve schilderkunst bij Constant Montald aan de Brusselse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en studeerde aan de Ecole des Arts Décoratifs in Parijs. Hij bracht een groot deel van WO I door als krijgsgevangene in Gottingen en Munsterlager.

FLORENT-PROSPER COLPAERT (Oudenaarde 1886-Schaarbeek 1940)
Leerde de beginselen van de stiel aan de Gentse St-Lucasschool en vervolmaakte zich tussen 1900 en 1913 bij Félix Gaudin in Parijs. Samen met zijn broer startte hij een glasbedrijfje op in zijn geboortestad. In 1930 liet hij een atelier bouwen in Schaarbeek dat later door zijn zoon Jacques zal verdergezet worden.

foto Stichting Geo Verbanck
foto©an hernalsteen
GEO VERBANCK (Gent 1881-Aartselaar1961) was de derde kunstenaar met Gentse connecties die in de kerk actief was. Hij realiseerde het triomfkruis met de gekroonde Christusfiguur in lindehout. Voor een nis werd het beeld van de H. Petrus in zandsteen gebeiteld. Goed, de kerk was oorspronkelijk aan de H. Petrus toegewijd, maar de thuisbasis van het 22ste linieregiment was sedert decennia de Gentse St-Pieterskazerne.







HIPPOLYTE LE ROY (Luik 1857-Gent 1943) DRAAGT ZIJN STEENTJE BIJ

foto Pinterest
De dienst Toerisme van de stad Tienen beschrijft het op de volgende manier:

"Het monument ter ere van de gesneuvelden van de slag van Sint-Margriete-Houtem werd ontworpen voor de militaire begraafplaats. Toen het ontwerp van H. Le Roy door de Nationale Commissie der Krijgsbegravingen afgekeurd werd, plaatste men de beeldengroep op de Kabbeekvest te Tienen
Deze beeldengroep in brons stelt twee Belgische soldaten voor. Op beide vleugels van de sokkel waren aanvankelijk grote bronzen platen aangebracht. Het oorspronkelijke ontwerp voorzag in het midden een grote zuil. Dit ontwerp werd niet uitgevoerd. Een volledige maquette van dit monument bevindt zich in het Legermuseum te Brussel.
Het monument kwam tot stand op initiatief van de 'Vriendenkring van de Oud-strijders van de Slag van Sint-Margriete-Houtem' (Amicale des Anciens Combattants de Hauthem Ste Marguerite) uit Gent. De beeldengroep en het ontwerp zijn van de hand van de Gentse beeldhouwer Hippolite Le Roy. De sokkel werd ontworpen door zijn broer de architect Maximiliaan Le Roy.

DE INHULDIGING
De inhuldiging op 19 augustus 1923 kende een woelige voorgeschiedenis.
In het voorjaar van 1921 nam de Gentse oud-strijdersvereniging Amicale des Anciens Combattans de Hauthem Ste-Marguerite onder voorzitterschap van de inmiddels tot generaal-majoor gepromoveerde Guffens, het initiatief om op het militaire kerkhof een herdenkingsmonument voor de Belgische gesneuvelden op te richten. Op 14 augustus 1921 werd ter gelegenheid van de jaarlijkse herdenking van de veldslag op het kerkhof de eerste steen gelegd. De uitvoering van het initiatief kwam echter nooit tot stand. De ontwerpen van de hand van de toen zeer gerenommeerde beeldhouwer H. Le Roy moesten immers eerst goedgekeurd worden door de Nationale Commissie voor Krijgsbegravingen (Commission Nationale des Sépultures Militaires). Op 17 augustus 1922 stelde deze commissie volksvertegenwoordiger en toenmalig Tiens burgemeester, Charles De Jaegher, op de hoogte van het feit dat het ontwerp volledig in strijd was met de bepalingen van het verdrag van Versailles m.b.t. de Duitse begraafplaatsen. Bovendien oordeelde de commissie de individuele grafzerken voldoende en vonden zij een gezamenlijk herdenkingsteken totaal overbodig. In dezelfde brief werd tevens gewezen op de wet van 5 september 1917 die de bevoegdheid van de militaire begraafplaatsen volledig onder de staat liet ressorteren.
Op 2 oktober van datzelfde jaar werd de Tiense gemeenteraad hiervan op de hoogte gesteld. Er werd tevens aangehaald dat het gewaagde ontwerp van Le Roy de gevoelens van de nabestaanden van de Duitse gesneuvelden zou kunnen kwetsen. Vooral de twee bronzen platen met afbeeldingen van de Duitse inval en baldadigheden werden aanstootgevend bevonden. Het monument mocht er slechts komen op voorwaarde dat alle Duits-onvriendelijke afbeeldingen en ook de namen van de Belgische gesneuvelden verwijderd werden.
De Amicale hield echter voet bij stuk en bleef hardnekkig vasthouden aan haar voornemen om aan de Belgische gesneuvelden, die over drie verschillende kerkhoven verspreid lagen, een gezamenlijk aandenken te schenken. In een laatste poging om hun initiatief door te drukken, schonken zij het gedenkteken aan de stad Tienen met het verzoek er een nieuwe locatie aan te geven. Dit voorstel werd op 2 oktober door de Tiense gemeenteraad goedgekeurd.
De onthulling samen met de overhandiging aan de stad vond plaats op 19 augustus 1923.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verwijderden de Duitsers de omstreden bronzen platen. Een van de platen werd vernietigd. De tweede kwam op de zolder van de stadsmagazijnen in de Academiestraat terecht. Toen de dienst openbare werken deze locatie verliet, werd de plaat naar het stedelijk museum overgebracht.

VADERLANDSE RETORIEK
Het monument staat bol van de vaderlandslievende retoriek. Het vormde zowel een verheerlijking van de heldenmoed van de Belgische troepen, die op het slagveld van Sint-Margriete-Houtem een nederlaag leden, als een aanklacht van de lafhartige houding van het Duitse leger.
De moed der Belgische soldaten komt vooral tot uiting in de beeldengroep. Zij stelt twee Belgische militairen voor. De liggende figuur, een officier met sabel in de linkerhand, is gekwetSint Met zijn rechterhand wijst hij in de richting van het slagveld van Sint-Margriete-Houtem en moedigt de staande figuur, een soldaat met geweer, aan om de strijd verder te zetten. Hij krijgt gehoor, want de soldaat staat op het punt om zijn geweer te herladen. Beide figuren werden zeer gedetailleerd weergegeven, getuige hiervan de waarheidsgetrouwe weergave van de uitrusting van de soldaat en de sporen aan de laarzen van de liggende officier.
Op de sokkel bovenaan lezen we het opschift '*PRO PATRIA*' (voor het vaderland) met aan de linkerzijde het laurierblad (symbool van de sterfelijke roem) en aan de rechterzijde het eikenblad (symbool van levenskracht, macht en wijsheid).
Centraal bevindt zich in beide landstalen het opschrift:
'RECHTOVER IN DE VLAKTE VAN STE MARGARETHA HAUTEM DEN 18 AUGUSTUS 1914 WEERSTOND HET GROUPEMENT GEVORMD DOOR HET 22STE LINIEREGIMENT (COLONEL GUFFENS) HET GESCHUT DER 2E GB MAJOR STAF AD CRAME EN DER COMPAGNIE MIDER 2E GB ( COMMANDANT STROOBANTS) HARDNEKKIG DEN GANSCHEN DAG AAN DE WOEDENDE AANVALLEN DER TROEPEN VAN HET DUITSCHE LEGER WELK BEVEL HAD HET BELGISCHE LEGER AAN DE GEETE OPGESTELD TE VERSLAGEN EN VAN ANTWERPEN AF TE SNIJDEN DE GROOTSCHE OPOFFERING DEZER KEURTROEPEN WELKE MEER DAN 50% HUNNER GETALSTERKTE VERLOREN VERPLICHTEN DEN VIJAND TOT STILSTAAN EN LIET ALZOO AAN HET BELGISCHE LEGER TOE ZICH ONAANGEROERD NAAR ANTWERPEN TERUG TE TREKKEN.'
Op de linkervleugel was bij het oorspronkelijke ontwerp een bronzen plaat met daarop de schending van het Belgische grondgebied door Duitse troepen aangebracht. Op de rechtervleugel werden de baldadigheden van de Duitse militairen tegenover de burgerbevolking uitgebeeld. Dat deze afbeeldingen door de Duitse overheid inderdaad als aanstootgevend ervaren werden, getuige het feit dat de platen tijdens de Tweede Wereldoorlog verwijderd werden. Nu bevindt zich op beide vleugels een bronzen embleem bestaande uit een palm met lauwerkrans (symbolen van de held) bekroond met twee Belgische helmen, gezet op een banderol met de vermelding '1914 YSER CLERCKEN HAUTHEM SAINT MARGUERITE ANVERS 1918' (de plaats van de veldslagen waar het 22ste Linieregiment zich wist te onderscheiden). Op de beide vleugels wordt in beide landstalen (links in het Frans en rechts in het Nederlands) de naam van de opdrachtgever  en de datum van inhuldiging vermeld. Onderaan worden de namen van de architect (links) en de beeldhouwer (rechts) vermeld.
De achterzijde draagt het opschrift '18-VII-1914' (de datum van de veldslag), omgeven door laurier- en eikenblad, met daaronder  op de linker- en rechtervleugel de vermelding '22E REGI DE LIGNE, 22E LINIEREGIMENT', omgeven door wilde rozen en rozenbladeren (teken van liefde). Op de drie panelen volgt de opsomming van de namen van de Belgische gesneuvelden.
De definitieve keuze van de locatie getuigt eveneens van een grote symbolische waarde. Toen de Amicale uiteindelijk besloot om het monument over te maken aan de stedelijke overheid, drukte zij de wens uit om het by voorkeur in de nabyheid der nieuwe normaalschool welke naar het slachtveld van 18 augustus 1914, gekeerd staat te plaatsen. Zodoende zouden de lessen 'Vaderlandse' geschiedenis van de in opleiding zijnde onderwijzers aanschouwelijk kunnen geïllustreerd worden en zou de herinnering aan deze slag van generatie op generatie doorgegeven worden."
foto©an hernalsteen








SPOREN VAN DE SLAG OM TIENEN IN GENT

foto©an hernalsteen





foto © an hernalsteen





ALPHONSE ALEXANDRE ARTHUR GHISLAIN,SCHILDKNAAP DE HOLLAIN
(Koekelberg 2 september 1873-St-Margriete Houtem 18 augustus 1914)

In 1882 huwde hij in Ieper met Alice Vandaele. Bij het begin van de oorlog woonde het echtpaar aan de Coupure. Als kapitein commandant was hij actief bij de 1° artillerie/2° gemengde brigade, ingekwartierd in de Grote Kavalerie- of Ruiterijkazerne n° 4 aan de. Oorspronkelijk werd hij op de begraafplaats van Tienen in de grafkelder Lesuisse bijgezet. Op 22 november 1921 werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar de familiekelder op de stedelijke begraafplaats van Ieper. (foto Pinterest-eigendom van de familie de Hollain)

familiegraf de Hollain- foto Dominiek Dendooven

Op initiatief van luitenant-generaal Kestens, toenmalig minister van landsverdediging kregen de verschillende kazernegebouwen in de buurt van de 'pomp aan 't Zand' op 6 januari 1933 de namen van gesneuvelde militairen. De ruiterijkazerne n° 4 mocht voortaan door het leven gaan als Alphonse de Hollainkazerne, de manège kreeg het opschrift Arena Van Vletingen


foto©an hernalsteen
foto Pinterest-foto Henri Geirland
foto© an hernalsteen 















HENRI AUGUST VAN VLETINGEN

(Hasselt 15 april 1865-St-Margriete Houtem 18 augustus 1914)
Na zijn huwelijk met de Gentse Catharina Vandenbossche woonde het gezin in de Grote Kavaleriekazerne, later verhuisde men naar de St-Lievensstraat. Toen Catharina het overlijden van haar man vernam, kocht ze een kelder op het kerkhof van Gentbrugge. Het lichaam van Henri August werd reeds op 12 december 1914 overgebracht.

De kleine garnalen, de gewone soldaat sneuvelde zonder zijn naam op een gebouw te zien blinken. In naam van al die anonieme 'mannekes' zetten we er nu toch eentje in de schijnwerper
EDMOND VAN ACKER (Gent 16 september 1892-St-Margriete-Houtem 18 augustus 1914)
Zoon van Edouard van Acker en Maria van de Wiele. Edmond woonde op de Antwerpse Steenweg 38 te Gent en oefende het edele beroep van beenhouwer uit.
Hij behoorde tot de lichting van 1912, schopte het tot soldaat 2° klas en werd ingelijfd bij het 2° bataljon van het 22ste linieregiment (6 Cie)
Zijn jonge leven werd abrupt afgebroken op 18 augustus 1914. Nu rust hij in de Necropolis St-Pieterskerk te Grimde graf nr 156.
foto©an hernalsteen


Met dank aan Dominiek Dendooven (In Flanders Fields) en Anthony Demey (Stichting Geo Verbanck) voor het gebruik van de foto's

Bronnen:
Loveling Virginie: Oorlogsdagboek
Snoeck Raoul: In de modder van de IJzer, oorlogsdagboek

webpagina's 
toerisme.tienen.be
www.inflandersfields.be namenlijst

Alle rechten voorbehouden © 2020 An Hernalsteen















Reacties

Populaire posts van deze blog

JULES MAENHAUT VAN LEMBERGE

HET ECHTPAAR EMILE CAUDERLIER EN MARGUERITE ALLARD